Beknopte geschiedenis van Turnhout

Ce text est également disponible en français.
This text is also available in English.

Het begin

In de vrijheidskeure die Turnhout meer dan achthonderd jaar geleden heeft gekregen, liggen de kiemen van de huidige stad. Zij mag zich terecht een middeleeuwse stad noemen. Dit is niet meer af te leiden uit de gebouwen. Een groot aantal branden, maar ook de behoefte tot vernieuwing hebben vele oude huizen uit het stadsbeeld weggegomd. Het rechthoekige marktplein, met de vier straten die loodrecht op het plein invallen, gaat rechtstreeks terug op een verkaveling uit de periode rond 1212. Dat jaar besliste Hendrik I, hertog van Brabant, om Turnhout samen met Hoogstraten, Oisterwijk en Arendonk te voorzien van enkele vrijheids- of stadsrechten.

De voorgeschiedenis

In de omgeving van Turnhout (Oosthoven) zijn overblijfselen gevonden van Neanderthaler-jagers uit 35.000 v.C., een warmere periode tussen twee ijstijden in. Het klimaat maakte sedentaire bewoning in onze gewesten pas mogelijk vanaf ca. 10.000 jaar geleden. De oudste overblijfselen uit de huidige stadskern dateren van het Neolithicum (4500-2500 v. C.). Hoewel vele bevolkingsstammen en tijdvakken elkaar opvolgden, grepen de inwoners steeds naar dezelfde structuren in het landschap terug. Het wegenpatroon ontweek de vele moerassige gebieden van de Kempen, maar volgde de hoger gelegen heuvelruggen. Eén van die heerbanen liep van Antwerpen, Beerse, over het gebied van de huidige markt - waar een tweesplitsing was - naar Oud-Turnhout naar het oosten (Keulen, ...). Er zijn aanwijzingen dat die weg al in de Romeinse tijd in gebruik was. Hij bleef dat tot en met de aanleg van steenwegen in de negentiende eeuw. Recent archeologisch onderzoek legde meerdere vindplaatsen uit de Romeinse tijd bloot. Sporen van een twintigtal woonstalhuizen en een grafveld werden in het oosten van Turnhout vastgesteld. Na een periode van ontvolking was er Merovingische bewoning (6de – 7de eeuw) op de hoger gelegen zandrug van de Warande tot op de Grote Markt. Karolingische vondsten zijn schaars.

De stadsstichting

Turnhout - mogelijk betekent het doornig bos- is voor het eerst in de geschriften vermeld omstreeks het jaar 1148 in een pauselijke bul. Nog belangrijker was de schenking in 1187 van Gerard van Duffel, die zijn goed schonk aan de Tempeliers en zelf intrad. Bij dat goed hoorde wellicht ook een eigenkerk die te situeren was op de plaats van de Sint-Bavokerk. Er waren nog andere heren die goederen hadden en hun woonst lieten versterken zoals het mottekasteel in Zondereigen bij Ginhoven en in gehuchtjes zoals Lokeren en het Stokt waren wellicht versterkte boerderijen. De maatschappij was nog door en door agrarisch. De bewoners moesten jaarlijks een deel van de landbouwopbrengst en bij het overlijden een deel van de nalatenschap aan de heer afstaan. Op de plaats van de huidige Grote Markt zijn eveneens sporen van bewoning uit de volle middeleeuwen (vóór 1212) gevonden. Ook hier of op de plaats van het kasteel bevond zich wellicht een versterkte hoeve.

Zegel met stadswapen, Stadsarchief Turnhout

In de periode kort vóór 1212 kwamen de graven van Leuven in het bezit van één van die goederen rond de huidige markt van Turnhout. Het verlenen van vrijheidsrechten was één van de ankerpunten bij de uitbouw van het hertogdom Brabant. De bewoners die binnen het gebied van de vrijheid wilden wonen, werden vrij van de vele lasten aan de heren.

De toekenning van stadsrechten erkende Turnhout als gemeente en creëerde een aanzuigeffect op ondernemende mensen. Van een agrarische samenleving ging men over op de markteconomie. Het centreren van diensten en personen rond één plaats had ook te maken met kwaliteitscontrole van de koopwaren. Het ontstaan van het marktrecht in 1338, waarbij men alle koopwaren uit heel het Land van Turnhout (de Vrijheid en de twaalf omliggende dorpen) op de Turnhoutse markt moest aanbieden, lag hierbij volledig in het verlengde. Reglementen die stelden dat iedereen voldoende graan kon kopen, maakten ook een zekere bescherming van de armste inwoners mogelijk.

Het begijnhof, dat vandaag tot het UNESCO-werelderfgoed behoort, bestond al in 1340. In de tweede helft van de eeuw, wanneer er in Turnhout ook twee jaarmarkten waren, ontstond er een belangrijke nijverheid van wollen lakens in Turnhout. Hiervoor voerde men wol in, maar ook een groot deel werd vermoedelijk met wol uit de heiden rond Turnhout geproduceerd.

Castellum de Turnhout, gravure Franz Ertinger, in Notitia marchionatus sacri Romani Imperii, 1678.

Wanneer het kasteel van Turnhout is ontstaan, is niet met zekerheid op te maken. In ieder geval werd dit door Maria van Brabant, de dochter van hertog Jan III, in de tweede helft van de veertiende eeuw grondig uitgebreid. Zij gaf de opdracht tot de bouw van een halle, een houten overkapping op de plaats van het vroegere stadhuis van Turnhout ten zuiden van de markt, waar men het laken verhandelde.

Maria van Brabant stichtte ook de priorij van Korsendonk en een kapittel van twaalf kanunniken in de Sint-Pieterskerk. De opeenvolgende Brabantse hertogen kwamen graag naar Turnhout en de omliggende wildrijke bossen, zoals het Grotenhoutbos, om op jacht te gaan. In de vijftiende eeuw vergaderden de Staten van Brabant meermaals in Turnhout. Hertog Antoon van Bourgondië maakte van zijn bezoeken zo’n luisterrijke feesten dat de stad “klein Brussel” werd genoemd.

De nieuwe tijden

Ondanks de crisis van de lakenindustrie in de zestiende eeuw, bleef meer dan de helft van de 7000 inwoners van Turnhout tewerkgesteld in de textielsector. Men was immers al enkele tientallen jaren overgestapt op de vervaardiging van tijk (linnen stof o.a. voor kussenovertrekken). Keizer Karel V, die een zestal keer in het Turnhoutse kasteel verbleef, schonk in 1545 het Land van Turnhout aan zijn zus, Maria van Hongarije. Zij maakte van het kasteel een weelderige woonplaats met een mooi aangelegd Warandepark. De valkerij kende een hoog peil. Haar vertrek in 1555 maakte een einde aan Turnhout als befaamde hofstad.

Amalia van Solms, Taxandriamuseum

De Beeldenstorm van 1566 richtte heel wat schade aan de kerkelijke bezittingen in en buiten de stad. Tijdens de daaropvolgende Tachtigjarige Oorlog bevond Turnhout zich in een vaag niemandsland tussen enerzijds de Spanjaarden en koningsgezinden en anderzijds de Staatsen of de opstandelingen. Een groot deel van de bevolking kwam door pestepidemieën, voedselgebrek en plunderingen om het leven. In 1597 vond de veldslag van Tielenheide plaats. De cavalerie onder leiding van prins Maurits van Oranje overwon er overtuigend het Spaanse leger van de graaf van Varax.

In de zeventiende eeuw werd Turnhout volgens het bevolkingsaantal de grootste stad van de Antwerpse Kempen en stak Herentals voorbij. In 1667 werd, in opdracht van Amalia Van Solms, een prachtige gravure door Lucas Vorsterman II vervaardigd. Daaruit blijkt dat de meeste gebouwen rond de markt opgetrokken zijn in Kempische baksteengotiek en rijkelijk versierd met trapgeveltjes. Enkel de toen nieuwe begijnhofkerk en de nu verdwenen kerk van de minderbroeders waren in barokstijl gebouwd.

De Turnhoutenaars kregen in 1755 de spotnaam “muggenblussers”. Een zwerm muggen aan de toren van de Sint-Pieterskerk werd verward met een rookpluim.

Slag van Turnhout, 1789

Op 27 oktober 1789 werd een stukje nationale geschiedenis geschreven: de ‘Slag van Turnhout’. De hervormingspolitiek van Jozef II, bijgenaamd keizer-koster, zette in de Oostenrijkse Nederlanden kwaad bloed. De patriotten onder leiding van generaal Vander Mersch, actief geholpen door vele burgers, versloegen in de Gasthuisstraat het Oostenrijkse leger. De Brabantse Omwenteling, de (tijdelijke) vlucht van de Oostenrijkers en het uitroepen van de ‘Verenigde Nederlandse Staten’ waren een feit.

Tijdens de Franse overheersing werden oude instellingen, gilden en ambachten afgeschaft. De Sint-Pieterskerk werd gebruikt als een paardenstal. In 1798 verzetten meerdere boerenkrijgers uit Turnhout zich hiertegen en vochten tegen Fransen ‘voor outer en heerd’. De boekdrukker Pieter Corbeels – geboren in Leuven – was één van hun leiders.

Tijdens het bewind van Napoleon werden de oude plannen van een steenweg vanuit Antwerpen naar Turnhout uitgevoerd. Een tiental jaren na de Belgische onafhankelijkheid kwam het kanaal of de Vaart tot Turnhout en in 1855 kwam de spoorweg. Pas in 1886 werd de tramlijn richting Antwerpen, in de Antwerpse volksmond de boerentram genoemd, ingehuldigd. Zo geraakte Turnhout, aan de rand van het land, langzaam uit haar eeuwenlange isolement.

Inhuldiging van de Turnhoutse Vaart, Frans Loyens, 1846, Taxandriamuseum

De zo typische heidevlaktes verdwenen snel. De voornaamste oorzaken hiervan waren de ontginning als landbouwgrond, het aanplanten van dennenbossen, het verdwijnen van de schaapskudden en de opkomst van de industrie.

In de negentiende eeuw, tijdens de Industriële Revolutie, kreeg de textielproductie rake klappen. Het innovatieve aspect kwam van de papierverwerkende industrie. Nieuwe fabrieken en arbeidershuisjes rezen op in de stadskern. Niettemin was in het centrum van de stad nog heel wat akkerland aanwezig. De belangrijkste drukkerijen waren aanvankelijk Brepols en Glénisson & Van Genechten. Turnhout werd de belangrijkste producent in België van speelkaarten, boeken en gekleurd papier. Kantklossen bleef de voornaamste vrouwelijke beroepsactiviteit. De benarde werk- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse werden moeizaam verbeterd door werkstakingen en acties van de arbeidersbewegingen.

Brepols

Op 1 januari 1859 ging Oud-Turnhout, dat eeuwenlang het grootste Turnhouts gehucht was, als zelfstandige gemeente verder. Turnhout kende vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, als reactie op het liberalisme, een nadrukkelijke herkerstening. Jezuïeten, Clarissen, Dienstmaagden van de H.H. Harten van Jezus en Maria, Broeders van Liefde, Minderbroeders (opnieuw), Maricollen en Franciscanessen vestigden zich in de stad. De gasthuiszusters Augustinessen en de kanunnikessen van het Heilig Graf, al van de 17de eeuw in Turnhout, breidden hun activiteiten gevoelig uit. De architecturale neostijlen (provinciaal bouwmeester Taeymans) die veelvuldig in het Turnhoutse straatbeeld voorkomen, knoopten aan met de christelijke middeleeuwen. Op demografisch vlak kende de stad tijdens de negentiende eeuw meer dan een verdubbeling van het aantal inwoners.

De twintigste eeuw

In 1904 was Turnhout de tweede stad in de provincie met een moderne waterleiding en riolering. De aanleg van geplaveide trottoirs en de verdere verharding van de straten met kasseien gebeurden tegelijkertijd.

Het meest in het oog springende feit van de Eerste Wereldoorlog in de Binkenstad was de Duitse elektrische draadversperring ten noorden van de stad om o.a. smokkel van goederen, brieven en mensen met het neutrale Nederland tegen te gaan.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de meeste fabrieken naar de stadsrand verhuisd. De elektrotechnische en chemische nijverheid kenden een opmerkelijke groei. Paul Janssen maakte van Turnhout en later Beerse een farmaceutisch centrum. Speelkaartenproducent Carta Mundi werd zelfs wereldleider. Het aandeel van de metaal-, leder- en tabaksverwerkende bedrijven en de confectie-, boekdruk- en dakpannennijverheid in de Turnhoutse economie daalde of verdween. Niettemin bleef de stad een economische groeipool en (opnieuw) een belangrijke tewerkstellingsplaats.

Ook op onderwijsgebied vervulde Turnhout al snel een centrumfunctie. De komst van moderne ziekenhuizen, de kazerne Majoor Blairon, sport- en jeugdcentra, musea en niet in het minst het cultureel centrum De Warande droegen bij tot de officieuze titel “hoofdstad van de Kempen”. Officieel is Turnhout de hoofdplaats van het gelijknamige kiesarrondissement en gerechtelijke kanton.

Zicht op De Warande, architecten Frans Schoeters, Carli Vanhout, Eugène Wauters en Paul Schellekens, foto Yves De Bont

Het uitzicht van de stad veranderde ingrijpend met de afbraak van meerdere gebouwen zoals het oude stadhuis, de Jezuïetenkerk, het hoekhuis De Engel en de komst van moderne nieuwbouw. De Turnhoutse School, met Paul Neefs, Lou Jansen, Carli Vanhout en Paul Schellekens, ontwierp toonaangevende (sociale) woningen en villa’s in modernistische stijl. De Ringlaan en de E3-snelweg (de huidige E34) moesten het toenemende autoverkeer in goede banen leiden.

De fusie van de gemeenten van 1977 ging aan Turnhout voorbij. De samenwerking met Oud-Turnhout, Vosselaar en Beerse kwam er uiteindelijk toch door de oprichting van de Stadsregio Turnhout in 2007. Zo werd de Stadsregio één van de dertien centrumsteden van Vlaanderen.

Naar aanleiding van het feit dat Turnhout 800 jaar geleden een vrijheidskeure kreeg, droeg Turnhout in 2012 de titel van “Cultuurstad van Vlaanderen”, met vele tientallen activiteiten en tentoonstellingen.

Turnhout staat nu met beide voeten in de eenentwintigste eeuw. Een ambitieus Turnovaproject op de Brepolssite, de vernieuwing van de stationsomgeving (Niefhout), de gerenoveerde Warande met in de nabije toekomst een nieuwe bibliotheek en het moeilijke mobiliteitsvraagstuk tonen aan dat er nog heel wat uitdagingen voor de toekomst zijn.

Bert Tops en Bert Hendrickx